HANWAG_Logo_small_Box_rgb

Onze HANWAG Rotpunkt doet niet alleen qua kleur denken aan de jaren tachtig, maar brengt ook een eerbetoon aan de klimpioniers van die tijd. Eén van hen is Sepp Gschwendtner. Hij was één van de eerste Rotpunkt-klimmers en bracht deze, toen nieuwe discipline, van Duitsland tot aan Zuid-Korea. Tegelijkertijd hielp hij als maker van gereedschappen bij de ontwikkeling van de HANWAG klimschoenen.

Ter gelegenheid van de herintroductie van Rotpunkt ontmoeten we Gschwendtner voor een interview in zijn huis in Deining, ten zuiden van München. Hij serveert water en Red Bull. Aan de muur van de woonkamer hangen grote zwart-witfoto’s van Formule V-autoraces (Sepps allereerste passie) en van de Drei Zinnen in Zuid-Tirol.

  • Meer over Sepp Gschwendtner

    Sepp Gschwendtner werd in 1944 geboren in Dorfen bij Erding in Beieren en wordt beschouwd als een pionier op het gebied van het moderne sportklimmen. In 1981 beklom hij de ›Münchner Dach‹ in het Altmühltal, de eerste route met een 9e moeilijkheidsgraad (UIAA) in Duitsland, schreef één van de eerste leerboeken over vrij klimmen en wijdde zich later vooral aan paragliden.

HANWAG heeft een retro bergschoen uitgebracht, de ›Rotpunkt‹. De schoen wordt goed ontvangen in de outdoor- en modewereld. Wat vind jij van deze nieuwe uitvoering?

Sepp Gschwendtner: Als praktisch denkend persoon zei ik meteen: “als dit een klettersteigschoen moet zijn, zou ik er wat aan veranderen.” Maar toen werd me verteld dat het daar helemaal niet voor bedoeld was. Het is een bergschoen met een retro jaren ’80 look die overal gedragen kan worden. Ik vind het in ieder geval een mooie schoen.

Herinnert de schoen je qua uiterlijk aan je succesvolle tijd als klimmer?

Zeker! De eerste HANWAG klimschoen leek erg op deze schoen. Hij had een lichte profielzool en was aan de voorkant volledig glad. Deze klimschoen was overigens een groot succes.

“Het was een superleuke tijd. Vroeger deden we veel aan koorddansen, tegenwoordig noemen ze het slacklinen.”

Sepp Gschwendtner
“Een groep op de rotsen”: klimmers in het Elbezandsteengebergte in de jaren tachtig. Foto: Gerd Heidorn

Kleurrijk, opzichtig, anders – komt dat overeen met de lifestyle die begin jaren zeventig en tachtig heerste in het sportklimmen?

Er waren twee inspiratiebronnen voor het vrij klimmen. Eén daarvan was het Elbezandsteengebergte in Saksen, waar altijd vrij werd geklommen. Overigens was het Elbezandsteengebergte een ideale mix: het waren niet de grote bergen met al hun gevaren waar ik me tijdens lange tochten ongemakkelijk voelde, maar het was mentaal veeleisend. Als je boven kwam was je leeg van de adrenaline. Overigens is de Elbezandsteen één van de mooiste gebieden van allemaal.

En wat was de tweede bron van inspiratie?

Amerika. Het zag er misschien wel relaxed uit van buitenaf maar zo was het helemaal niet. In Yosemite kwam de ranger bijvoorbeeld elke avond naar het kamp en controleerde of alles in orde was; het was veel strenger dan bij ons in Duitsland. Het was een superleuke tijd. Vroeger deden we veel aan koorddansen, tegenwoordig noemen ze het slacklinen. Er hing een hele relaxte sfeer: afspreken, samen klimmen, we namen het allemaal niet al te serieus.

Dus het is waar, het cliché van klimmers die als een ronddwalende groep artiesten van plek naar plek trekken? 

Klopt. Als je ergens in de Frankenjura was, zag je altijd wel een groep klimmers op de rots. Hetzelfde als je in het Joshua Tree National Park in Californië zat, de Verdon-kloof of in Buoux, Frankrijk, want dat was gewoon ‘in’.

Critici beweerden dat sommige klimmers meer bezig waren met het roken van joints dan met het beklimmen van routes.

Onder de Duitse klimmers was dit niet het geval, in tegenstelling tot een aantal Amerikanen die de hele tijd stoned waren en financieel onderhouden werden door hun vriendinnen. Maar het betekende wel dat de Duitse klimmers hun prestaties ten opzichte van de Amerikanen snel konden verbeteren want we liepen best wel achter. Dit werd in 1981 duidelijk tijdens een klimwedstrijd in Konstein. John Bachar kwam over uit de VS en blies ons allemaal omver.

“Rotpunkt-klimmen betekent een route van de grond naar de top beklimmen zonder ‘kunstmatige hulp’ te gebruiken en zonder te rusten op het touw.”

Sepp Gschwendtner

Was Rotpunkt-klimmen in die tijd de allerhoogste discipline van het klimmen?

Vrij klimmen bracht een ongelooflijk aantal nieuwe mogelijkheden omdat je duizenden nieuwe eerste beklimmingen kon maken, dat wil zeggen vrije beklimmingen. En Rotpunkt betekent dat je een tocht vrij kunt beklimmen zonder gebruik te maken van kunstmatige hulpmiddelen (zoals tussenzekeringen) en zonder enige druk op het touw – en dat in één keer, zonder te rusten. Wij waren de pioniers op het gebied van Rotpunkt-klimmen maar de uitvinder was Kurt Albert. Hij was een uniek persoon die ik nog nooit over iets of iemand heb horen klagen.

Hoe zagen de oude gevestigde bergbeklimmers het vrij klimmen en Rotpunkt als nieuwe beweging?

Helaas waren er een aantal goede bergbeklimmers die – tot op zekere hoogte – tegen het sportklimmen waren. Mijn uitgever werd zelfs door veiligheidsexpert Pit Schubert gevraagd om te stoppen met het drukken van mijn klimleerboek omdat niet iedereen in het boek een helm op had. En in de Pfaltz was er oorlog uitgebroken omdat de veiligheidshaken waren afgesneden. Maar dit is niks nieuws bij het ontstaan van nieuwe bewegingen. De surfers werden bevochten door de zeilers, de mountainbikers door wandelaars en de paragliders door de deltavliegers. De bestaande generatie lijkt altijd het gevoel te hebben dat ze buitengesloten worden.

“We wilden er niet uitzien als traditionele bergbeklimmers.”

Sepp Gschwendtner
De Tiroler Heinz Zak klimt de Route ›Wilder Socken‹ (9-) in het Wettersteingebergte. Foto: Heinz Zak

Klimmers hadden hun eigen stijl, met korte shorts en kleurrijke tanktops. Was dat een bewust keuze?

Onze rolmodellen waren de Amerikaanse topklimmers, geen traditionele bergbeklimmers. Ik had vroeger een wijde witte katoenen schildersbroek die de klimmers in Yosemite vroeger droegen. Ik droeg deze broek tijdens de beklimming van de noordoostkant van de Piz Badile en haalde het bijna niet omdat de broek zo doorweekt was dat deze letterlijk rond mijn knieën hing. Toen ik een keer naar de Ellmauer Tor in de Oostenrijkse Wilder Kaiser wandelde, gekleed in sportschoenen en een rode Adidas-trainingsbroek, kreeg ik te horen dat het ‘zelfmoord’ was. “Als je een bergbeklimmer bent, moet je er uitzien als een bergbeklimmer” werd er dan gezegd. Natuurlijk heeft deze houding ons alleen maar nog meer aangespoord. Eén ding was duidelijk: we wilden absoluut niet op bergbeklimmers lijken.

Hoe zit het met de foto waarop jij een roze lycra-legging draagt met bodypaint op je rug?

Daar zat een ander verhaal achter. Het is een foto van Heinz Zak, genomen terwijl ik ‘The Face’ beklim, een route in het Altmühltal. Mijn allereerste 10e graad route en de moeilijkste route die ik ooit heb beklommen. De jongere klimmers uit die tijd – Stefan Glowacz en zijn maten – zeiden: “Die man is ouder dan 40, hij gaat het nooit redden.” Dat is de reden waarom ik een gezicht op mijn rug heb laten schilderen die zijn tong uitsteekt. Ik kan me trouwens nog wel herinneren dat het best gênant was om langs kledingwinkels in Schwabing in München te gaan op zoek naar een legging en aan de verkoopsters uit te moeten leggen waar ik deze voor nodig had.

Hoe zagen je eerste klimschoenen eruit? Waren het toch nog wandelschoenen of al lichtgewicht klimschoenen?

Toen ik begon met klimmen droegen we allemaal stevige klimschoenen. Eind jaren zeventig kreeg ik mijn eerste paar EB’s. Een merk klimschoenen met dunne rubberen zolen. Ik heb ze speciaal vanuit de VS laten opsturen. Ik heb een klein aluminium plaatje aan de mijne toegevoegd om ze stijver te maken bij de teen. Ik heb ook geëxperimenteerd met het gebruik van boksschoenen en het daarop plakken van rubber uit de binnenband van een vrachtwagenband. Daarna hielp ik samen met voormalig HANWAG-schoenontwerper Adam Weger bij de ontwikkeling van de eerste klimschoen voor HANWAG.

“»OP MÜNCHNER DACH HAD IK AL HANWAG SCHOENEN, ECHTE KLIMSCHOENEN MET EEN GLADDE ZOOL.«”

Sepp Gschwendtner
Dankzij de nieuwe klimschoenen ontwikkelde de touwvrije Free Solo zich als een extreme vorm van vrijklimmen. Hier Heinz Zak op een free-solo-tour in Arizona. Foto: Heinz Zak

Wat voor schoenen droeg je op moeilijke routes zoals ›Münchner Dach‹ in Altmühltal in 1981 en drie jaar later in ›Zombie‹?

Ik beklom ‘Münchner Dach’ met HANWAG schoenen, echte klimschoenen, met een dunne rubberen zool. Ze waren goed voor zware beklimmingen, ik kon er een hele tijd prima mee overweg – totdat de Engelse internationale topklimmer Jerry Moffat naar Duitsland kwam met de Boreal Firé, een Spaanse klimschoen. De wrijving van deze schoen was zoveel beter – een wereld van verschil. De zolen waren gemaakt van natuurlijk rubber gemengd met hars. Dit werd vervolgens gebakken in een oven. Om ‘Zombie’ te beklimmen liet ik Adam Weger deze Spaanse zolen op mijn HANWAG klimschoenen lijmen. Maar niemand mocht het weten. Gelukkig ontwikkelde HANWAG even later zolen die net zo goed waren.

Wat betekenden deze nieuwe klimschoenen voor de ontwikkeling van de klimsport?

Ze gaven je zoveel meer gevoel in je voeten en dit gaf ons enorm veel vertrouwen. Er ging een hele nieuwe wereld open. Vanaf dit punt draaide het allemaal om vrij klimmen.

Brengt HANWAG Rotpunkt met zijn op de jaren tachtig geïnspireerde ontwerp weemoedige herinneringen bij je naar boven?

Ik denk niet dat de tegenwoordige tijd zoveel anders is. Sterker nog, veel dingen zijn vandaag de dag veel beter. Kijk bijvoorbeeld eens hoe het er destijds aan toe ging voor topklimmers, zoals Jerry Moffat. Tegenwoordig kun je leven van het klimmen en krijgen atleten veel meer erkenning. Dat gezegd hebbende, is het niet altijd gemakkelijk om een professioneel atleet te zijn; je moet met de druk kunnen omgaan.

Dus het is niet zo dat vroeger alles beter was?

Zeker niet.

Terug omhoog